Serc

Nieuw-Amsterdam

De Amsterdamse beleggers hebben het veengebied eerst het Amsterdamsche Veld genoemd. Later werd dit Nieuw-Amsterdam. Nadat Nieuw- Amsterdam zijn naam had gekregen, is Nieuw-Amsterdam uiteindelijk toch noordelijker geplaatst. In 1860 was daar het Verlengde Hoogeveense Vaart gereedgekomen en de Amsterdamse beleggers vonden het beter om daar zich te gaan vestigen. De Hoogveense vaart, eerder ook al sterk verbeterd en verdiept, werd toen in oostelijke richting naar Emmen door het veen getrokken. Dit gebeurde al in 1851. Daardoor ontwikkelde Nieuw-Amsterdam zich sterk met Veenoord. Er ontstond een grote bedrijvigheid in deze twee vestigingen. Nieuw-Amsterdam werd door de turf één van de belangrijkste turfmarkten in Nederland. De aansluiting op Veenoord werd zelfs zo goed dat later deze twee dorpen een bijnaam kregen: het Tweelingdorp. Later werd ook nog Zandpol erbij betrokken. Zandpol heeft echter nog geen grote rol gespeeld bij de ontwikkelingen van de industrie in en rond Nieuw-Amsterdam en Veenoord.

Het dorp is gelegen aan de spoorlijn van Zwolle naar Emmen. Deze lijn is in 1905 geopend en destijds aangelegd door de NOLS. Daarvoor had Nieuw-Amsterdam al twee stoomtramverbindingen. Het station van DSM werd geopend in 1899 en dat van de EDS in 1903.

Er werden al eerder pogingen gedaan om het veengebied rond Nieuw-Amsterdam te bemachtigen. Een, in Londen gevestigd, bedrijf had veel interesse in het gebied. De Engelsen wilden een kanaal rechtstreeks door het veen naar de Duitse rivier de Eems aanleggen. Door middel van de Eems wilden de Engelsen handel drijven met de Noord-Duitse steden. Drenthe was bang dat het veen naar Overijssel werd afgevoerd. Door de Amsterdamse beleggers in te schakelen kreeg Drenthe alsnog de zekerheid over hun turf en de Engelsen kregen alsnog zeggenschap over door hen beoogde gebied. De Amsterdamse kooplieden dachten hiermee een goudmijn te hebben bemachtigd, aangezien door de Engelsen het veengebied in waarde zou gaan stijgen. Echter als gevolg van de snelle opkomt van de spoorwegen, viel het Engelse kanaalplan in het water. De Amsterdammers bleven met hun grond zitten. In 1909 hebben de Amsterdamse beleggers een koper gevonden voor hun grond. Een Nederlandsen-Engelse Griendtsveen Moss Litter Company. De Amsterdammers hebben het gebied aantrekkelijk kunnen maken door flink bomen te planten in het gebied. Het Rivierenplan en de Hoogeveense Vaart hebben dus een grote rol gespeeld in het ontstaan van het hedendaagse Nieuw-Amsterdam.

In de ontwikkelingstijd van Nieuw-Amsterdam kwamen er veel veenindustriële bedrijven, zoals scheepswerven, kalkbranderijen en een aardappelmeelfabriek naar het dorpje. Rond 1900 was Nieuw-Amsterdam ook aangesloten op het tram- en spoorwegennet. Daardoor bleef de bedrijvigheid in Nieuw-Amsterdam toenemen. Er kwamen zelfs meerdere hotels in Nieuw-Amsterdam/Veenoord. In één van deze hotels heeft Vincent van Gogh een tijdje gelogeerd.

Ontwikkeling van Nieuw-Amsterdam tussen 1852 en 1863: Nieuw-Amsterdam werd kadastraal ingericht met kaarsrechte verkaveling. De grenzen zijn echter wel een keer veranderd. De zuidelijke en westelijke grens van de strook van 200 ellen (meters) was in eerste instantie, net als de Amsterdamse Raai, een eigendomsscheiding. Op deze grens zal in 1851/52 zeker een sloot zijn gegraven om die grens te markeren en om water af te voeren, misschien ook wel als aanvoersloot van materiaal naar het Amsterdamse Veld. Deze sloot liep ter hoogte van het huidige perceel Zwarteweg 11 uit in de Amsterdamse Raai (de huidige zuidelijke weggrens). Het was eerst de bedoeling dat Nieuw-Amsterdam ten zuiden van de Zwarteweg zou verrijzen. Daarom zou het kunnen dat hier sprake is van een kademuur. Dan kon hier de aanvoersloot komen voor het bouwmateriaal.

In het begin van de 20e eeuw kwam er een imposant postkantoor in Nieuw-Amsterdam, terwijl het dorpje net een elektrische centrale had laten bouwen. In begin de 20e eeuw kwam er nog een handel op gang in Nieuw-Amsterdam, namelijk de kunstmest. Dit zorgde ervoor dat Nieuw-Amsterdam zich ontwikkelde van een veenindustrie naar landbouwindustrie. Ondernemers vonden Nieuw-Amsterdam dan ook al snel aantrekkelijk om hun bedrijf te vestigen en dat werd ook gedaan. Begin 21ste eeuw beschikt Nieuw-Amsterdam over een 45 hectare groot industrieterrein, en heeft 15 hectare in de voorbereiding staan. Dit industrieterrein heeft de toepasselijke naam ‘de Tweeling’. De naam refereert aan de bijnaam van Nieuw-Amsterdam/Veenoord. Het was zelfs zo dat het station van Nieuw-Amsterdam in Veenoord lag, terwijl de uitgang uitkwam in Nieuw-Amsterdam.